De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] De Linden Door de gekierde blinden Drijft met het luwtje zoet De geur der goede linden, Die dringt in ziel en bloed. Hun groote schaduwkronen Vol heimelijk geruisch Verlokken om te wonen Die nergens is tehuis. Den zwerver, die zijn voeten, Gevoelloos moe, nauw dorst Te strekken, doet hun zoete Geur slapen, ruim van borst. Zij schutten met hun lommer En spillen geuren mild, O hart, en voor uw kommer, Wie heeft er troost gespild? Wie breidt zijn forsch getakte Tot een prieel van lust Over uw moede zwakte? Waar vindt gij heul en rust? Daar zinkt een zuiv're zoetheid Die met al vragen spot. De linde geurt vol zoetheid En zoet doorgeurt u God. Vorige Volgende