De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] De Wijnstok Hoe roept Gij uit mijn dorheid en dommlende ouderdom De ranken vol van leven de drift der jeugd weerom? Bekapt, gekerfd, geschonden, genageld aan den muur, Sloot gij mijn vochte wonden door loutrend hemelvuur. En waar Uw liefde 't wilde, dat 't leven oorsprong nam, Wrong zich tot U en trilde een lot gelijk een vlam, En hief zich het doorzonde en zonnegloeiend blad Tot U, die me in mijn wonden zocht en hebt liefgehad. En als Uw gloed gaat zwellen, schuil onder groene huif, In zoete schaamte rondt zich de muscadelledruif. Dees kranke stok, verwaarloosd, vondt Gij nog goed en eêl? Zoo drink mijn drank van minnen in mijn doorlucht priëel. [pagina 53] [p. 53] En sta ik aanstonds weder berooid voor U en naakt, Zoo neem mijn hout, dat 't eindlijk, vlam in Uw vlammen, blaakt. Vorige Volgende