De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Het Vogelnest Van Uwe ruimte een luttel deel, Omvlochten met gevonden hooi, En sierlijk in zijn simple tooi, Werd tot een nest van vormen êel. Een grauw fluweelige cocon, Nog vol van zomers honinggeur, Een toevlucht met een open deur, Hing het te schomlen in de zon. Ter invlucht voor wat moede en zwak Zich werelds wijde vreugd ontzegt, Was het gedrukt en aangehecht In de oksel van een sterken tak. O waarom, zingend hart, veracht Ge uw levens schat en veilge lust? Omdat ik nergens beter rust Dan in de hand, die mij verwacht. Ik laat de ruimte die 'k Hem nam Voor mij en mijner jongen nood, En vlieg door leven en door dood Tot God van wien mijn oorsprong kwam. Een vreemde ijle stilte hing Rondom het blij verlaten nest. O van òns aardsch omhulsel, rest Ons straks zoo schoone erinnering? Vorige Volgende