De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] De Meeuw Vrijbuiter, die op 't wad gewiegd Tot wild genot uw heil ontvliegt! Hoog opgespat verblindend schuim! Sneeuwvlok, wegdwarlend in het ruim! O hartontroerend angstgeschreeuw! Kringelend klagen! witte meeuw! Gij laat uw grillig spitse vlucht Onrustig blinken voor de lucht, En sliert met listig loome bocht Gierig op wat uw felheid zocht, En zijt met verschen buit ontsneld Aan 't zwin dat hijgend opwaarts welt. Maar als de holle donder grolt, Storm met de bolle golven solt, Ontwijkt gij achter duin en dijk Tot aardes vast en veilig rijk. Als snipper zinkt ge in de open voor, Wit vuurwerk springt ge uit 't zwarte spoor. Roofvogel met uw zilvren vlucht, Ziel zwerft als gij van land tot lucht En duikt in levens dolle zee En tuimelt op tot hemels vreê, En heeft haar eindlijk nest bereikt Als stortend zij tot God bezwijkt. Vorige Volgende