De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] De Zandbult Semper idem. Blank van flanken, altijd even Zuiver-wit en stralend-naakt, Zijt gij streng en stil gebleven, 't Zij de hemel bleekt of blaakt. Blinkt de zon, gij staat te pralen En kaatst heel haar glans weerom. Ongenaakbaar door uw stralen Zijt ge een zengend heiligdom. Als den hemel grommend dekte Onweerdreigend wolkgekrui, Tartte uw blank, o onbevlekte, Donkerheid en donderbui. Klutst de geeselende regen Aarde en hemel tot één grauw, Wit stelt ge u halstarrig tegen De almacht der gemeene rouw. En de nacht die met zijn donker Overromplend 't al versteekt, Zorgt slechts dat uw fel geflonker Blinkender te voorschijn breekt. 'k Weet, niets doet Uw hart ontwaken, Dan de omvaming van Gods schijn, Als geen mensch meer durft te naken Tot uw laaiend eenzaam-zijn. [pagina 24] [p. 24] Altijd eender, altijd even Zuiver, heft ge u, schamel zand. In uw rauwheid rein gebleven, Berg Gods in bezoedeld land. Vorige Volgende