De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Najaar Dit laat getij heeft ijler pracht gevonden Dan vlammende oogen en 't hartstochtlijk rood Van blozingen, die den verkoren nood Der kinderlijke zielen schoon verkonden. Het is de herfst; 't begeeren onzer monden Schikt zich gelaten en vermoeid ten dood. Slechts goedheid, die van liefde overschoot, Verzaligt ook de bitterste onzer zonden. Nu doet in 't pure licht der gouden dagen De ziel heur lange steile bedevaart Naar liefdes hooge onwankelbare stede. Zonde en berouw vervloeit tot wazen sage. Maar zíj is als Gods morgenlicht verklaard, En stil als blindgerezen avondvrede. Vorige Volgende