De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] Leed en geluk Leed en geluk, wat 'k gaf of won, Welde al uit liefdes eeuwge bron. Zoo zeker en zoo ongezocht Als harteslag en ademtocht. Ze zijn elkander zoo nabij Als warmte en koude in lentetij; Als onrust en verdroomde slaap; Als lach en tranen voor een knaap. D'één momde zich 't gelaat als d'aêr, Ik kende hen niet uit elkaêr. In blijdschap voelde ik lijdens druk, In leed omhelzing van geluk. Zon stooft in vruchten wrang en kleen, Hun zuurte en haar zoet tot één. In liefde lust en leed verglijdt, Ik proefde in hen geen onderscheid. En gaf ik karig, gaf ik veel, Een elk ontving 't bestemde deel, En woog, in toegestoken hand, Harts onvervreemdbaar onderpand. [pagina 98] [p. 98] O onberekenbaar geluk! Mijn schat bleef eender, stuk voor stuk. Want schenkend gunst of liefdeblijk, Won 'k tegengift, bleef 'k even rijk. Levens getijde rees, verliep, Maar liefdes stroom bleef breed en diep, Zoo zeker en zoo ongewis Als ademtocht en hartslag is. Vorige Volgende