De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Voorjaar In de heemlen is de lente ontloken. De avondlucht is teeder grijs en rood. En de sterren zijn tot troost ontstoken Boven aardes hopeloozen nood. Maar de lente kan niet nederdalen. Tusschen hier en ginder gaapt de nacht. Onze donkere armoe schreeuwt in duizend talen Naar der heemlen ijle rijke pracht, Naar geluk, dat ons zoo plots verzadigt, Als de voorjaarsloomte zijgt in 't bloed; Om een oogenblik te zijn benadigd, En een heer te wezen van Gods goed; Eens te zijn gelijk de jonge boomen, Waarvan ieder bloeibeladen nijgt; Zich te voelen van de Zon doorstroomen, Tot de ziel van heil verslagen zwijgt.... In den hemel is de lente ontloken, In de zilvren windelooze sfeer. Maar ons aardsche leed blijft ongewroken, Wanneer komt ons voorjaar, ach wanneer? Vorige Volgende