De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Sonnet Hebben onze oogen niet elkaêr bemind? Heldere tranen van geluk ontsprongen, Die plotseling de veege ziel verjongen En doen ten leven keeren als een kind. Ik ben voor werelds heerlijkheden blind Door 't heilig deelgenootschap aan uw leven: 't Suizelen van uw adem, 't roode beven Van 't bloed, dat uwe zuivre wangen tint. Bittere ellende van dit kort bestaan Is als een vreugde door mijn hart gegaan Onder het stralend minnen van uw oogen. Als ik maar voel, dat gij nabij mij zijt, Ben ik tot allen harden nood bereid En lach nog zalig met den dood voor oogen. Vorige Volgende