De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Aan een onbekende Dit is voor u, die ik niet ken. Dit kunnen enkel woorden wezen, Die zeggen, dat 'k gelukkig ben, Om u, nu 'k langzaam ga genezen Van ziekte en zorg en zonde en dood. - De wind doet alle misten deinen En zonneschijn laat aardes nood Zóó bliksemsnel verheerlijkt schijnen, Dat wij vermoeden slechts te droomen Van bitterheid en leed en pijn, Ons leven schikkend tot de vrome Geluksverwachting, blank en rein. - Zoo was uw aangezicht genegen, Een oogenblik, naar mijn gelaat. Een wazen zilvren licht van regen Hing in de schemerige straat. En ieder ging met rasse passen Recht toe en rakelings voorbij, Wie weet, het gauw geluk verrassen. Waar elk naar jaagt, waar ik om lij. Toen schreedt, in aarzelend meedoogen, En nog te snel, gij langs mij heen. [pagina 58] [p. 58] Ik zag het glanzen uwer oogen, Uw lippen beven.... stond alleen. - Waar in de wereld u te vinden? De stad is groot, het land is wijd. Hoe vind 'k, beminde, mìjn beminde? Hoe weet ik wanneer gij het zijt, Als 'k 's avonds speur op plein en straten Van glans en lichten zalig blind? De bloei van oogen en gelaten Maakt mij gelukkig als een kind. En d'ijle dronkenschap der zinnen Bij 't zien van 't avondlijk festijn Verzaligt als geheim beminnen En als vermoed bemind te zijn, Maar waar zijt gij? Dit late leven Beweegt altijd in ander licht. En nooit zie ik het zilvren beven, Dat toen verijlde om uw gezicht. En nooit zie ik de bleeke wadem Die toen verzweefde door de stad, Alsof het licht zijn zuivere adem Een oogenblik verzichtbaard had. Dit is voorbij.... en nooit vereenen [pagina 59] [p. 59] Zich lief en liefste onbekend. En zien wij ons.... het uur is henen Waarin zich hart tot harte wendt. En dit is droefst: gij zult niet weten, Hoe ik mijn leed om u verwon. Gij zijt dien middag lang vergeten, Toen uw gelaat was als een zon. Gij weet het niet, dat mijn ellende Werd tot een blanke zaligheid, En dat gij mij, een onbekende, Zijt duizendmaal gebenedeid, Omdat, een zilvren waas van regen Hing in de schemerige straat, Uw aangezicht was toegenegen, Een oogenblik, naar mijn gelaat. Vorige Volgende