De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Aanroep Doe gij met mij naar uwen wil, Ik vind geen zweem van weerstand meer, Ik ben in uwen vrede stil En ken u als mijn heer. 't Donker weerstreven van mijn bloed Ging jaren naar uw goedheid uit. Nu zijt gij mijn, en mijn voorgoed, Want gij naamt mij ten buit. En ik, in ongewilden dwang, Aanvaardde u als mijn eigendom, En voel: ik ben uw ondergang En rijs in u weerom. Gij, dagelijks in mij gedood, Hoe keert gij tot het leven weer? Wat stierf in 's harten diepen schoot Vindt geen herrijzen meer. En ik, die heerelijk ontluik In uwe weelge wildernis, Zoetrookge roode rozenstruik, Sterf 'k waar geen dood meer is? [pagina 51] [p. 51] Leef ik in u, sterft gij in mij? Zijn we in elkander opgegaan? Ik laat u nu en nooit meer vrij! O Liefde! neem mij aan. Vorige Volgende