Langs den Heirweg(1932)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De witte pauw. Dit is een hemelsch droomgezicht: Een blinde neveling van licht Heeft zich tot witte zon verdicht En wentelt langs ons heen. En onze ziel wordt als de dwaal Ten feestdisch na het avondmaal Onder de kaarsen in de zaal, Zoo glanzend en alleen. Over de kortgeschoren wei Schoot een wit blinken ons voorbij. Even was tusschen u en mij Dit hemelsche gezicht. En wij, verteederd en verblind, Zien hoe dit mindert en verzwindt Gelijk een zaadpluis op den wind En jeugd in een gezicht. Nu blijft er tusschen u en mij Die snelle witte schijn, voorbij Dit blinken kunnen ik noch gij. Wij werden zeer alleen. Maar beiden in ons toebedeeld, Dit vreemde witte sterrebeeld, Die witte pauw waar God mee speelt Langs onze levens heen. Vorige Volgende