Langs den Heirweg(1932)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Pinksteren. II. Wij smeeken: met Uw Geestes gloed Verteer ons als een offerande. O, dit is onze diepe schande: Dat wij zoo koud zijn van gemoed. Als een versiersel op ons hoofd Willen we uw stille vlam wel dulden, O God, vergeef ons onze schulden, Dit: dat ons hart is uitgedoofd. Neem weg, het vooze pronkend woord, Dat U niet kent, ons niet behoort, Geleend geluk, geborgde schande, En hoor de oprechte rauwe kreet, Die scheuren in Uw hemel reet: Verteer ons als een offerande. Vorige Volgende