Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Telkens opnieuw Hij zàg niet, en hij overrekende Den afgrond niet, die denken scheidt van daad; Maar wist: tusschen twee steunpunten ontstaat Toenadering: een boog! en teekende. Over en door den inslag van de lijn Schoot bliksemvlammende zijn snelle geest, En sloeg een brug, onwrikbaar, onbevreesd, Tusschen Gods feilloos Wezen en zijn schijn. - Zacht in het najaar schommelt aan een tak Het spinneweb en vangt den morgendauw. Gods zonneschijn maakt het zoo schoon en zwak En trillend als de liefde van een vrouw Die voor den storm van de begeerten brak... Maar wéér doorzweeft een draad het eeuwig blauw Vorige Volgende