Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] De Pottenbakker Hij vormde een kom, en hij verhoogde De ronde randen, en een buik Boog zich naar boven, en hij boogde Haar buigen in, en zag de kruik Slankhalzig en met edel welven Van lippen, en haar schoone mond Was lachende; want hij was zelven Zoo gul als zij, zoo diep van grond. Maar zonder aarzlen of bedenken Beproefde hij haar in het vuur En smolt, die smachtenden moet drenken, Vast in een harnas van glazuur. Want geen kan liefdes laafnis brengen, Die zelf niet, dervend, durft verzengen. Vorige Volgende