Kaleidoscoop(1938)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] De Onderworpene Men had het mij zoo vaak voorspeld: Ik zou niet bukken voor geweld, Maar roekeloos en onbezonnen Door liefde zwak zijn en verwonnen. Ik ging mijn gang, ik deed mijn werk, Ik sloeg mijn slag, en ik werd sterk. Door Uw gelaat, o hemelsch teeken, Ben ik veroordeeld en bezweken. Ik hoorde uwe stem, ik zag uw lach. Verduisterd werd de lichte dag. 'k Stamelde: Heerlijke, bevrijd mij! Breek mijn hoovaardigheid, verblijd mij! Uw hand beroerde mij; ik schrok Van de eerste nieuwe levensschok, Die al mijn zenuwen doorrilde, Stroom werd en me aan U binden wilde. Sinds werd ik sterk door Uwe kracht, Mijn onderworpenheid werd macht. Want Gij geeft wat ik heb gebeden: Het goed geluk, de ware vrede. [pagina 29] [p. 29] Nu ben ik weerloos, want naar recht Heb ik U lief en ben uw knecht. 'k Leef van uw gave en vergeven, Ik grijp uw hand, dat is het leven. Vorige Volgende