Kaleidoscoop(1938)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Rococo Haar witgeschoeide voetjes zijn zoo klein, Dat ze in een flinke mannenhand verdwijnen. Ze glimlacht zoetjes, maar het is niet rein. Ze wil graag kinderlijk onschuldig schijnen. En daarom overschaduwt haar een fijn Gevlochten tuinhoed; zilverblond verdwijnen Heur haren tusschen gaas en groen satijn. En argloos tenger heft met strakke lijnen De hals zich uit de flets vergeelde kant. En bijna jeugdig zijn de donscontouren Der wangen, maar zij kunnen niet vervoeren, Omdat dit blozen slechts verraadt Dat ze overrijp is, en niet meer verzaadt Den jongeling, die lief speelt met haar hand. Vorige Volgende