Kaleidoscoop(1938)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Romantiek De wijn op tafel en het glas er naast. De gele rozen in het blauw verglaasd Bloemvaasje laten stil hun blaadjes zwieren Over de ganzenpen en de papieren. De jonge dichter met bruin golvend haar Staart droomrig door het open venster waar Geleide linden in de zon vergelen En kinderen met de kastanjes spelen. Hij denkt iets liefelijkweemoedigs, zucht: ‘O lenteverzen, overrijpe vrucht, Geschonken door de muzen en de goden, Geboortegift en feestmaal met de dooden. O witte morgen, blauwende avondstond, Middags en nachts verwonderlijk verbond, Die in mijn bloed beurtlings uw macht ontketent, Gij maakt mij machteloos en zelfvergetend. Ik leg met wellust liefde en eerzucht af. 'k Haak naar de vrêe van een welvoeglijk graf. Beweent mij, vrienden, gaarne bleef ik leven, Was hier maar iets dat mij geluk kon geven.’ [pagina 21] [p. 21] Hij drinkt een glas; licht wordt zijn harteklop. Hij heft zijn oog naar 't vogelkooitje op En hoort hoe schel opeens het vinkje kwettert En heel zijn leven uitlacht en verkettert. Vorige Volgende