Kaleidoscoop(1938)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Simon Stylitus I Hij trok zoo strak den gordel om zijn lendnen, Dat deze langzaam 't voddig kleed doorsneed, De huid aanvrat en als een vuur zoo wreed Brandde in het zieke vleesch, en ongekende Verzoekingen en wellust in hem wrocht. Toen ondernam hij in zijn wereldvrees Een vlucht naar boven, en hij klom, en rees Geweldig heilig boven wie hem zocht. De zeer hoogmoerige op zijn pilaar Vertoonde 't madenwriemelende lijf En riep hoonlachend tot de vrouwenschaar: Mijn ziel leeft zalig in dit doodsverblijf. En dansende begon hij hen te zeegnen En liet de maden op hen nederreegnen. Vorige Volgende