Kaleidoscoop(1938)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Egypte II Maar dan zou 'k spuwen op de hand, die zacht Mij tot de zoele boezem wilde trekken, Van wie me in minzaam weeldrige gesprekken En in 't gevloek der broeders had gebracht. En dàn de straf: de schrikdroom in den nacht! Het onbarmhartig tot den arbeid wekken! Het steenen sjouwen, en de kwade bekken Der drijvers hooren schreeuwen, wat gedacht Werd noch gewild; het hopelooze schreien Tot God, die doof voor 't alledaagsch gekerm Zijn zon laat met mijn tranen spelemeien En achter het hoogopgetrokken scherm Van eigen schuld mij zoolang laat verdrukken Tot ik Zijn Naam prijs, en Hij 't weg komt rukken. Vorige Volgende