Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 183] [p. 183] [Henri Bruning] Najaar. I Deze middag-klaarte, nu het najaar sterven gaat, nu ook de zon verraad pleegt aan het kleine blad, nu ook haar licht, het leven gevende, verderven gaat wat zij een zomer lang zoozeer heeft liefgehad. De zomer was weeldezwaar, zeer eenzaam en zeer groot van licht en vergezichten en langdurig zwerven. De zachte middag-klaarte weet niet wat zij doodt; het schijnt weer voorjaar. Even onverstoorbaar als toen is 't zonlicht, nu het doemt tot sterven. Henri Bruning. Vorige Volgende