Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 182] [p. 182] Een vrouw voor een raam. De tuin bloeit geurend in den avond open. haar oogen tasten langs de zoete lucht: achter de groote boomen ligt een klein gehucht, zij is er wellicht vaak voorbijgeloopen, maar dezen avond trilt de roep der dieren zoo hunkerend door haar zingend bloed, dat elke vogel haar gebed vermoedt en hoogen jubelend uit gaat vieren over de laatste huizen, waar de handen zijn, die streelen willen langs haar moede oogen. zij wil een kind zijn en het mededoogen gevoelen, als een goede, goede pijn. - de tuin is donker, en haar mond gebogen, smeekend en open naar een wild geheim. Gabriël Smit. Vorige Volgende