Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] [Gabriel Smit] Het kind. Vederlicht en teeder als het eerste sneeuwen speelt langs der dingen duisternis het kind. Een kleine vogel, vluchtend vele eeuwen, die nimmermeer zijn oude nest hervindt in open oogen, in een stil gebaren: achteloos wenken naar het paradijs. dan, in volkomen rust, herdenkt het de gevaren, die het bedreigden op zijn groote reis en het blijft zoo verloren staan, dat handen, die het streelen wilden, plotseling verstard in angstige verwondering om dit hooge branden weerloos trillen boven een verslagen hart. hoe heeft dan steeds zacht oogenlicht de wanden glimlachend opengevouwen en de pijn ontward? Gabriël Smit. Vorige Volgende