Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 171] [p. 171] De profundis. Ik zie geen einde van dit sidd'rend wachten, Verlaten nederliggen en opstaan In eenzaamheid, mijn God, ik heb mijn krachten In 't hunkren van mijn hart naar u verdaan. Is dit uw aarde? Uit versteende schachten Zijn boomen als geraamten opgestaan. Huizen neigen ten ondergang, in grachten Spiegelt het doodsbleek masker van de maan. En gij verbergt u in ons midden, God. Wij zoeken, moede en huiveren van leegte, Den kleinen, koesterenden gloed der paren, Die doet vergeten dat wij eenzaam waren. En gij zit aan bij vreemden als een vreemde: Geen die u kent in 't breken van het brood. Chr. de Graaff. Vorige Volgende