Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 164] [p. 164] Liftboy. De deur viel schokkend uit de wand: en op de drempel van zijn sombre kooi stond de liftboy klein en kinderlijk mooi - zwijgend kwam ik bij hem staan, de motor zette zwoegend aan - Wij stegen allen, wij stegen hoog met ons beide, o, 'k wist het kind als een engel aan mijn zijde. Dit stijgende, dalende, eenzame kind, ik heb het plotsling heel hevig bemind - mijn hart brak om zijn lichtloos oog, gebluscht aan de triestige wand, en ik heb gevloekt over mijn liefdeloos land. Willem ten Berge. Vorige Volgende