Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] Het aschkruis. Hier is mijn voorhoofd, maak het grauw! Gij zijt nabij, o dood, o kou: gij die mij kent, en kennen zal in 't allerlaatste carnaval. En neem mijn masker, 't is te vuil als men mij aflaat in die kuil met smalle handen, wit gezicht, en afsluit van het winterlicht. Eens wordt weer alles zoo het was: het ranke lijf een handvol asch en op mijn leden staat een kind te zingen in den voorjaarswind. Jan Engelman. Vorige Volgende