Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] Vallende vliegers. Brekende vleugels - zee - en lucht, de zon vliegt, aan zijn open raam, wij zijn niet vrij genoeg gevlucht, nu - een, twee, drie dan, in Gods naam. Het laatste werk - sluit alles af, zet alles stil, geruischloos zal de rouw zijn aan ons haastig graf na 't kort geweld van dezen val. Geef mij je hand, hier is de mijn' tot aan den laatsten zwaren stoot. Je kon mijn jonge broer wel zijn zoo vallen wij tezamen dood. Niets meer te doen. Nu een gebed, hoe is 't, van den verloren zoon... De ontvanger is niet afgezet! Hoor, 't vliegkamp aan de telefoon - ‘Hallo? hier wij - de “Meteoor” boven den dood - storten voorover - adieu, adieu, - geen drukte hoor - groet alles van ons. - Over!’ A.J.D. van Oosten. Vorige Volgende