Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] [A.J.D. van Oosten] Dag begin. Des ochtends vroeg, toen verre zon nog maar zoo hoog stond als in 't bosch de hoogste dennen, kwam 't leven weer den jongen dag herkennen vlogen de groeten vroolijk door elkaar. De jongens stonden met verbaasd gebaar, één oogenblik aan 't felle licht te wennen, om dan met wilde sprongen weg te rennen, luidruchtig zich verzaamlend, hier en daar. Nog kwam er een, verwarde krullekop, stil achteraan, bleef even treuzlen, lachte, nam met één blik de gansche wereld op. En hief bedaard, buigzame lenigheid bewust getemperd, naar de groep die wachtte, zijn groetende armen, jonge majesteit! A.J.D. van Oosten. Vorige Volgende