Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] Gethsemani. Hoe ligt Gij zoo verlaten? Bleef dan geen hart U trouw? Mocht toch mijn troost U baten, Ik heb zoo groot berouw. Mijn eigen duister leven Is door Uw ziel gegaan, Wat troost zal ik U geven? Ik heb te diep misdaan. Waarheen zal ik mij wenden? Ik weet mijn groote schuld, Hoe heb ik met ellenden Uw stille ziel vervuld. Ik hoor Uw moeilijk hijgen, Ik heb Uw kreet verstaan, En machtloos zal ik zwijgen, Ik heb te diep misdaan! Ik zie Uw doodzweet leken In drupplen als van bloed, En uit Uw aanschijn breken Een vreemden vlammengloed, Ik zie Uw oogen branden In droefheid zonder traan, Ik ween en wring mijn handen Ik heb te diep misdaan! [pagina 139] [p. 139] O Christus, neergebogen In zooveel zielsverdriet, Versmaadt mijn mededoogen Mijn nieuwe liefde niet: Ik heb te ruw geschonden De schoonste vriendentrouw, Maar ach, ik weet mijn zonden, Ik heb zoo groot berouw. Jos. van Wely. Vorige Volgende