Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] [A. Marja] De dichter bidt. Geef mij de eenvoud, Heer, die Francis Jammes bezat, die ik in al uw ware kindren zie: de zachtheid en de milde ironie, waarin het leven gans wordt saamgevat. Laat mij een stille jongen wezen, die wat verzen strooit als bloemen op het pad waarlangs uw stem hem verder voortroept, dat wellicht slechts leidt tot kleine poëzie. Ik was in Hamburg en in Amsterdam, en alles was hetzelfde en ik nam hetzelfde mee en zong hetzelfde lied. En alles loog, maar dat wat zelden kwam: een regel, simpel als van Francis Jammes, maakte gelukkig en verried mij niet. A. Marja. Vorige Volgende