Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] Liedje. Een kleine stortbeek stroomt en zingt tusschen de takken en de mossen veel klaarder dan in alle bosschen, waar water fonkelend opspringt. want hier zijn mijn liefs oogen licht en klinkt haar stem als zingend water. haar kleine snelle voeten gaan er over de naalden, vederlicht. de dennen wuiven in den wind, licht trilt er door het lage loover, en ik buig spelensmoe mij over haar, die ik in mijn armen vind. de kleine stortbeek stroomt en zingt tusschen de takken en de mossen veel klaarder dan in alle bosschen, waar water fonkelend opspringt. G. Kamphuis. Vorige Volgende