Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] [G. Kamphuis] Rembrandt is oud. De avond wordt grijs achter kleine ruiten. Zijn vingers houden doelloos het burijn. als blaadren langs de gracht vallen zijn gedachten bij 't vermoeid de oogen sluiten. een laat alleen zijn, nu uit donkre hoeken 't verleden grijs ontwaakt als uit een graf hij lacht en vreest, zijn handen weren af wat hem uit jaren leed en lust komt zoeken. hoe wordt in hem dan 't vuur van vroege droomen als schemergoud en gloed van ouden wijn wakker tot dieper drift? nog ziet hij zijn visioenen branden in een vlamstil stroomen. maar later, als hij moe zich schikt tot slapen, komt uit de schemer stille Jezus met Zijn grondelooze blik; en aan zijn bed begint hij zacht als met een kind te praten. G. Kamphuis. Vorige Volgende