Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] Terugkeer. Ik droomde U in de wind en in de voorjaarsregen en in de nachten als het maanlicht scheen en als het groen ontspruit zag ik U langs de wegen en als een zeilend schip in de mist verdween, een vreemde wandelaar. Maar waar ik U ontmoette boog ik het hoofd niet, want ik was nog kind en wist dat Gij de kinderen begroette gelijk een man een lang ontbeerde vrind. Sinds werd ik ouder. - Achter een dwaze waan verdoolde ik, tot mijn vermoeide voeten weer zelfde wegen als de kindren gaan. Maar nu beangst U nogmaals te ontmoeten, ben ik, een beedlaar, langs Uw pad gaan staan en prevel zacht de woorden die mij riepen, dat Gij vergeven zult, en dat voortaan Gij met mij gaan wilt zoo wij vroeger liepen. H.M. van Randwijk. Vorige Volgende