Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Duizendjarig rijk. Hij wist al lang dat dit het eind zou wezen En had geduldig op de dood gewacht. Toen werd de herfst wonderlijk lang en zacht En 't scheen, dat dit hem even deed genezen, Lengend zijn leven voor een nieuwe zin. Eén lange herfst hield nog zijn ogen wakker. Bijna onmerkbaar werd zijn lichaam zwakker En toen de winter aankwam sliep hij in. Dit is de laatste droom van alle eeuwen: Na zoveel zomers van begeerten zwaar Een herfst die van herinneringen leeft. Eén lange herfst duurt nog de tijd en heeft Een einde, als een droom van duizend jaar. Zachtjes vernevelt in het eeuwig sneeuwen. Muus Jacobse. Vorige Volgende