Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Het meisje met de lampion. Nu de lichte feesten mij begeven En het stille donkre jaar begon, Is mij enkel nog jou beeld gebleven, Meisje met je rode lampion. Klein zag ik je in de optocht lopen Achter de voortvarende muziek Langs de zwart opeengedrongen hopen Van het bleke starende publiek. Jij hebt niets gezien van al die mensen, Niets gehoord van dat verward geluid, Zag alleen je lampion maar en je Droeg hem lichtend voor je oogen uit. Jij hebt niets geweten dan het hooge Branden van de tere rode gloed, Dan het broze schijnsel in je ogen, Dan het zachte lichten voor je voet. Dacht je aan de heilige drie koningen, Zag je ze nu trekken oud en moe Naar het kindje in zijn lichte woning en Ging je nu niet zingend naar ze toe? - Koning, kom je weg uit verre landen, Liep je al zoo lang als je maar kon, Kijk er hangt een hoge ster te branden Als een kleine rode lampion. [pagina 101] [p. 101] En dan weet je niets meer dan het hoge Branden van de tere rode gloed, Dan het broze schijnsel in je ogen, Dan het zachte lichten voor je voet. - Nu de lichte feesten mij begeven En het stille donkre jaar begon, Is mij enkel nog de ster gebleven Van jou kleine rode lampion. Om het broze schijnsel in je ogen, Om het zachte lichten voor je voet, Wil ik niets meer weten dan het hoge Branden van de tere rode gloed. Muus Jacobse. Vorige Volgende