Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Ruusbroec. De koele, goede schaduw van het bosch, De zacht-gerekte roep van verre dieren En rondom mij, verborgen haast in het mos, De zeer eenvoudige bloei der violieren. Weer maakt God heldere woorden uit mij los, Weet 'k Zijnen Geest dees zilvren stift bestieren: Dat elk met groote Minne zich moog sieren, Want al dat leeft is om der liefde Gods. Ai, dat zoo weinigen zijn die dit verstaan Wijl men te harden pleegt met hoovaardije De ongestaadge ziel en loozen waan. O, liên, keert af toch van dees sotternijen - Het is zoo zoet in God te zijn gevaên! - Dient willig voortaan hemels heerschappije. Jan H. Eekhout. Vorige Volgende