Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] [Jan H. Eekhout] De Rattenvanger van Hameln. Hij was een ranke, stille vreemdeling. Hij kon een engel of een duivel zijn. Aandachtig spelend stond hij op een plein En zond zijn lied uit door de schemering. En wie het lied bereikte, hen beving, Onstilbaar, het verlangen naar een rein Geluk, dat ergens, wereld-ver, moest zijn. Droeg elk het niet in zijn herinnering? De man ging heen en floot en floot en floot Het zoete lied van leven en van dood. Kinderen en dichters volgden snel zijn schreden. Tusschen de heuvelen verdwenen zij, En keerden nimmer. God vergeve het mij, Dat óm dien man 'k hartstochtelijk heb gebeden. Jan H. Eekhout. Vorige Volgende