Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] [Jan H. de Groot] De Werkloozen. God laat de dag opgaan over hun triest geduld. En doet de nacht er over henen zinken. Aan 't hunkren van hun handen gaat voorbij het blinken van werk, waarmee een wereld is gevuld. De kaden langs slentren hun groote voeten. Hun lijven hangen over naar de drukke waterkant Maar in hun zakken voelen zij hun hand verweeken van het duldloos rusten moeten. De brug brengt uitkomst in een wrang gebed. Zij rooken stug een zwarte sigaret. En hoonen grof de nooden van elkander. In 't gore singelwater drijft een oude vlet. Een zware vrachtauto gromt langs en met een grauw werpen ze 't lijf van 't eene been op 't ander. Jan H. de Groot. Vorige Volgende