Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Adam III. Reeds bloeiden in den nieuwen dag De bleeke kimmen langzaam rood, Toen Adam moede nederlag En toefde op den tragen dood. De stille schaduw van een vrouw Ging soms voorbij zijn open tent - Maar Adams oogen merkten 't nauw En bleven naar den dag gewend. Dicht bij hem knielde Eva neer En weende om zijn stil gezicht - Haar handen deden telkens weer Aan 't klamme voorhoofd hunnen plicht... De zon rees van de bergen uit Er was een licht in Adams oog - Toen, in de stilte, het geluid: Een vogel ruischte naar omhoog! W.A.P. Smit. Vorige Volgende