Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Gebed. Geef mij, o God, na zooveel zwarte daden, Na zooveel heimlijk luisteren naar het kwade, - Geef mij, o God, na Uwen kleinen druk, Een overstelpend, weelderig geluk. Het is wel veel, dit, wat ik U durf vragen - Maar 't is ook, Heer, van Uw groot welbehagen Eén schilfer slechts, een stofje luchtig goud, Te klein wellicht, dan dat Gij 't merken zoudt. Gij glimlacht nu om dit mijn dwaze spreken... Wees Gij geloofd, dat Gij mijn licht laat bleeken In Uwen klaren en ondoofbren schijn Waar zonnen in als gouden stofjes zijn. Geef mij een fijn geluk, en laat het teeder En gànsch en glanzend zijn, en laat het neder Tusschen twee zielen, die te wachten staan Tot ze naar U, als bloemen opengaan. Geraert van Suylestein. Vorige Volgende