Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Ständchen (Aan een zeer jong meisje, bij de viool onder het venster te zingen). Klaagt de nachtegaal in 't loover? Ruischt de regen door de blaeren? Is het een melodisch voorspel dat een zomerdroom bezint? Neen, het is de stem der snaren Wiegende op den avondwind. 'T is het langoureuse hijgen Van begeeren, veel en lang; 'T is een diepverinnigd zwijgen Openbloeiend in gezang. Dat zal, heimlijk zich vermengend Met het koeltje van den nacht, Boelend niet uw jonge boezem Die naar frisschen adem smacht, In de stonde Dat geen droomen Van zijn sponde Iemand weert, Uw onschuldig hart vergeven Met verlangen, dat verteert; Dat doet nimmermeer Bedaren Eer, In volheid uwer jaren, [pagina 8] [p. 8] Uwer leedjes liefgetal In het geluw Uwer haren Op mijn peluw Rusten zal. Geerten Gossaert. Vorige Volgende