Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] De Jonge Zeeman II. Hij kent de zee en haar vervaarlijk stroomen, 't Zwermen der sterke sterren door de lucht, En is zeer voor de zilvren maan beducht, Wier stille macht de vloeden hoog doet komen In de eindeloosheid zijner heldre droomen Is heel de wereld slechts een klein gehucht. Hij plukte rap haar kostelijke vrucht, Als eens zijn appels uit de hoogste boomen. Duizendmaal verder dan zijn denken doet Gaat 't mateloos verlangen van zijn bloed, Welks roode stormen hij nauw durft verduren. En verder, aan de grenzen van zijn lot, Strekt zich de wijde veilge haven: God! En strak staat hij zijn schip daar heen te sturen. Vorige Volgende