Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] De Sneeuw Het wonder zien de zuiveren van oogen. Het is rondom hen, en zij schrikken niet, Zij weten, 't is alleen voor hen geschied. Zij zien het, en zij zullen 't tasten mogen. Zoo, nu de heele wereld welig stil Onder de sneeuwen wade is ingeslapen, Neemt het gejoel en 't blij gelach van knapen Bezit van alles, naar hun zeekren wil. Zij bukken, en de vochte losse sneeuw Kneeden hun handen tot een vasten bal, Die, treffend, stuift in duizend witte pluizen. Hun juichend lachen en hun krijgsgeschreeuw, Noch 't doffe ploffen van den kogelval, Raakt tot de stilte, die men zacht hoort suizen. Vorige Volgende