Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] De Jonge Zeeman I. Elk volgt de fluisteringen van zijn bloed. Uw oogen zien de blauwe paradijzen Der ziel zoo heerlijk in de lucht verrijzen Dat gij den weg daarheen wel volgen moet. Dáárom deint 't rutschen van de zee zoo zoet Uw hart door, dat gij nooit haar parelgrijze Blinken vergeet, en altijd hoort de wijze Die wind fluit, dansend over vlakke vloed. Uw mild hart kent de barre stormen niet Van brekend leed en hopeloos verdriet, De droom belooft en houdt de smart verborgen. O God! wanneer hij naar de diepte afsteekt, Geef, dat zijn schip, geef dat zijn droom niet breekt! Bewaar hem voor het nachten zonder morgen. Vorige Volgende