De donkere bloei(1926)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De door Elia opgewekte Jongen Ik weet niet waar ik was, 'k voelde een bevel Om neertedalen en ik werd gevangen. Ik bleef in koud besloten ruimte hangen, Die levend werd, toen sprong bloeds warme wel En 't hart ontwaakte en er begon bewegen En door de ontsloten oogen speurde ik De dingen weder en in blijden schrik Sloegen de geuren van het huis mij tegen. Moeder, hoe lang ben ik hier niet geweest? Hebt gij geschreid? en zijt gij niet bevreesd Dit vreemde nieuwe leven te genaken? Ik vrees ù niet, gij zijt dezelfde toch; Uw mond lacht en uw armen prangen nog, En uw gefluister kan mij rustig maken. Vorige Volgende