De donkere bloei(1926)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] David spelende voor Saoel Hij zag de bruine handen, die zoo zeker De snaren lieten dreunen naar hun wil. En somtijds greep hij naar den grooten beker En dronk zijn woede in lange teugen stil. Dan zonk hij in een slap en moe berusten, En hoorde, hoe een jongensstem, wat heesch, Dan helderder, bevrijd van vrees en lusten, De liefdediensten van Jehovah prees. Toen werd zijn hart van heimwee stuk gereten. Hij zag zich: Saoel onder de profeten, Hij zag zich: jonge koning, half nog knaap. Hij bracht zijn hand aan zijn verweende oogen, En zag zich als een kóning uitgetogen, Rechtvaardig.... en hij zonk in diepen slaap. Vorige Volgende