Chineesche gedichten(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] De brief. De ruiter had zich naar mij toegebogen En langde mij een brief van rijstpapier. Ik heb mij voor uw ijlbode gebogen. Uw teekens lispelden: kom spoedig hier! Over het blad papier had gij de teeken- bloemen gestrooid met achtloos lief gebaar. Geurig en zoet omslingerden me uw teekens. 't Ritslend papier werd in mijn handen zwaar. Ik zeide tot den ongestuimen bode: Onder mijn kleedren murmelt aan mijn hart Achteloos lief het fluistren van een bode, Een rijstpapier rust op mijn jagend hart. Vorige Volgende