Lust-hof der zielen
(1707)–Jacob Merler– Auteursrechtvrij
[pagina 132]
| |
Gods-dienstig het zy; een besondere eerbiedigheyt te hebben voor sijnen H. Engel Bewaerder ende die in alle gelegentheden voor onsen getrouwen Leydsman aen te sien. Soo dient ook besonderlyk ten selven eynde; dat elk Christen Mensch sijn oogen slaet, niet alleen om die algemeene Moeder der Christenen tot syne Patronesse te vieren; waer toe het VII. en laetste Deel geschikt is. Maer dat men ook sig voorstelle eene of meerder Heylige, die wy in maniere van hun leven op dese aerde, boven andere soeken naer te volgen; om die te verkiesen ende aen te nemen voor onse besondere Patronen of Patronesse. Om nu, dese H.H. Patronen wel te eeren ende die sig gunstiger te maken, behoorde men dikwils door den dag sig selven te beveelen in hare bescherminge, ende alle onse werken als door hare handen, aen Godt op te dragen. Weest ook indagtig, wanneer d' H. Kerk hare Geest-dagen viert, als dan iets meerder tot haren eere te doen; 't sy met daegs te voren te vasten, lighamelijke of geestelijke werken van barmhertigheyt te doen; 't sy met meer te bidden op dien dag, sig te versterven of andere Godvrugtige oeffeninge. Op dese wijse sult gy gewaer worden, dat ook die Patronen, hare dienaers niet sulle verlaten in haren noot. | |
[pagina 133]
| |
Gebed om sig op te dragen aen de Heylige, die men verkiest voor syn Patroonen.O Heylige N.N., die ik verkoren hebbe voor mijne besondere Beschermers, en aen wie ik eene besondere liefde en eerbiedinge wil betoonen; ik drage my uyt ganscher herten aen u op. Ik neme mijnen toevlugt tot uwe Gebeden door de liefde, die Godt u betoont heeft, en door de verkiesinge, die welke sijn barmhertigheyt gedaen heeft om u van alle eeuwigheyt te beminnen, en voor te schicken tot Erfgenamen van syne glorie en van syn Rijk. Helpt my, bid ik u, door die kragtige en menigvuldige gratie, met welke Godt u voorkomen heeft, terwijlen gy in de weerelt waert; en met welke hy u, als Vaeten van barmhertigheyt, vervult en bereyt gemaekt heeft tot sijne glorie. Gy hebt geweest, gelyk ik nu ben, in dit dal der tranen. Gy hebt een krank en broos vleesch gedragen; maer ondersteunt zynde door de kragt Gods, zyt gy stantvastig gebleven. en onbeweegelijk tegen alle uwe vyanden, sonder dat de stricken van de weerelt, of de aenlokselen van het Vleesch, of de listen van den Duyvel, u hebben konnen af-scheyden van de liefde, die gy hadt tot Jesus Christus. Gy zyt hem getrouw gebleven tot de dood: daerom is 't dat gy nu met hem regneert en triumpheert in syne glorie. Ik verheuge my met u uyt ganscher herte over uwe glorie en geluk; en ik love Godt, die | |
[pagina 134]
| |
u soo bemint en verheven heeft, ô mijnen H.H. Patronen dog mijn sugtende en bevende ziele verlangt en snakt onder tussen tot u te keeren, tussen soo vele vyanden en perijkelen van zaligheyt: u biddende door het ingewant van de Goddelijke barmhertigheyt, en door die opperste vreugt, die gy nu in den hemel geniet; dat gy my by den allerhoogsten, als getrouwe Patroonen gelieft gedagtig te zyn; om voor my te verkrijgen die kragtige gratie, door welke ik mag uwe voetstappen naer volgen, en kragtelijk wederstaen aen myne vyanden, te weten de weerelt, het vleesch, en den duyvel. Maekt, dat ik onder hun listigheyt en gewelt niet en beswijke, maer my tot'er doot toe vast mag houden aen Jesus Christus mynen Saligmaker: en dit sterffelijk leven soo mag aenleggen; dat ik hier met u vereenigt worde door de gratie, en hier namaels in de glorie Godt samen met u love in alle eeuwigheyt. Amen. | |
Litanie.
| |
[pagina 135]
| |
Godt Sone, Verlosser des weerelts; Ontfermt u onser.
Godt Heyligen Geest; Ontfermt u onser.
H. Drievuldigheyt eenen Godt, Ontf. u onser.
H. Maria. Bidt voor ons.
Die verkoren zyt om te wesen de Moeder ''
Godts: die gebenedyt zyt boven alle ''
Vrouwen; en de welke, alle geslagten, ''
Salig sullen noemen. ''
Alle HH. Engelen, ''
Die altyt staet voor den Heere: om hem te ''
loven, en te gehoorsamen, en die all ''
stonden bereyt zyt, om uwe liefde te ''
betoonen aen de menschen. ''
Alle HH. Patriarchen en Propheten, ''
Die met soo vele begeerten en sugten verlangt ''
hebt naer de komste van den Messias, ''
en die der selven door soo vele afbeeltselen ''
betoont en voorseyt hebt, ''
Alle HH. Apostelen en Discipelen des Heeren, ''
Die het al verlaten, en Jesus Christus ''
gevolgt hebt, ''
Die geboren zyt kinderen van uwe Vaderen, ''
de Patriarchen en de Propheten; ''
ende gestelt zyt, Princen over de gansche aerde, ''
Die het evangelie de weerelt door, verkondigt hebt, ''
Die gesonden zyt tot de Schapen van Israel, ''
de welke verloren waeren, ''
Die op den Naem van Jesus Christus, ''
zyn gehaet gheweest van de menschen, ''
Die u verheugt hebt, als gy waerdig zyt ''
| |
[pagina 136]
| |
gevonden geweest, om voor den Naem Bidt voor ons.
van Jesus Christus eenige versmaetheyt te lyden, ''
Die als Schapen gesonden zyt onder de Wolven, ''
Die Jesus Christus getrouwelijk bygebleven ''
zyt in syne bekoringen, ''
Die de getuygen geweest hebt van alle de ''
daden en verholentheden van Jesus Christus, ''
Die swak en veragtelijk naer de weerelt; ''
van Jesus Christus verkoren zynde; ''
's weerelts wijsheyt en magt beschaemt gemaekt hebt, ''
Die liever gehadt hebt aen Godt te gehoorsamen, als aen de menschen, ''
Die met eene groote kloekmoedigheyt getuygenisse ''
gegeven hebt van de Verrijssenisse van Jesus Christus onsen Heere, ''
Die eenvoudig en ongelettert zynde, de Vergaderinge ''
der Joden hebt verbaest gestelt, ''
Die sittende op de twaelf Zetelen, ''
sult oordeelen de twaelf geslagten van Israël, ''
Alle H. Martelaren, ''
Die Godvrugtelijk levende in dese weerelt; ''
zyt vervolgt geweest, ''
Die uwe glorie genomen hebt in het Kruys ''
van Jesus Christus, ''
Die in verduldigheyt uwe zielen beseten hebt, ''
Die uw leven in dese weerelt gehaet hebt, ''
en het selve behouden voor het ander, ''
Die door Geloove op Godt, Koningrijken ''
| |
[pagina 137]
| |
hebt overwonnen; de regtveerdigheyt Bidt voor ons.
geoeffent, en de beloften verkregen, ''
Die schande geleden hebt, en vreede onthalingen; ''
Kerkers, Ketenen beproeft; ''
gesteenigt; in stucken gesneden; en op ''
verscheyde manieren gepijnigt zyt, ''
Die van eene groote verdruckinge gekoomen ''
zyt; en uwe Kleederen in het Bloet ''
van het Lam gewasschen hebt, ''
Die vervolgingen geleden hebt om de regtveerdigheyt, ''
en nu met vrede besit het Rijk Gods. ''
Die met een groote kloekmoedigheyt sult ''
staen, tegen de gene die u benauwt hebben, ''
Die door geen gewelt, nog listigheyt, ''
nog door de doot selve, hebt konnen ''
afgescheyden worden van de liefde tot Jesus Christus, ''
Alle H. Belyders, ''
Aen wie den Heere sijnen Wijngaert bevolen ''
heeft om desen te bewaren, ''
Die, die eere uyt u selven niet aengenomen ''
hebt, maer van Godt daer toe geroepen zyt gelijk Aaron. ''
Die u onder den Krijg des Heeren begeven ''
hebbende; niet ingewickelt hebt in ''
de weerelsche bekommeringen, ''
Die van den H. Geest gestelt zyt, om de Kerke Gods te bestieren, ''
Die als getrouwe en voorsigtige Dienaren ''
gestelt zyt over het Huysgesin des Heeren, ''
Die in den Wijngaert des Heeren, gedra-
| |
[pagina 138]
| |
gen hebt den last van den dagen en van de hitte, Bidt voor ons.
Die opregt Geestelijk zynde, de dwalende, ''
in eenen geest van sagtmoedigheyt berispt hebt, ''
Die als waeragtige Herders uw leven voor ''
uwe Schapen gegeven hebt. ''
Die de Schapen des Heeren, en niet u selven, ''
getrouwelijk gevoed hebt, ''
Die sorgvuldiglijk over uwe Schapen gewaekt ''
hebt, als moetende voor dese rekeninge geven, ''
Die door uwe sedigheyt, neerstigheyt, en ''
door de heyligheyt van uw leven, uwe ''
bedieninge vereert hebt, ''
Die de Talenten, de welke den Heere u ''
gegeven hadde; met winst aen denselven ''
hebt wederom gegeven, ''
Die aen alle , alles geworden zyt, om alles te winnen, ''
Die kloekmoedelijk wederstaen en u tegen ''
gestelt hebt, als eenen muer, voor het ''
Huys des Heeren, ''
Die geweest hebt de getrouwe Dienaeren ''
van Jesus Christus; en de Uytdeelders ''
van de Mysterien Gods. ''
Die eerst self geleert zyt geweest, en veele ''
andere tot de regtveerdigheyt onderwesen ''
hebt; en nu blinkt gelijk den luyster ''
van het Firmament, en als Sterren voor alle eeuwigheyt, ''
Alle HH. Monniken en Eremiten, ''
Die het soet Jok des Heeren, en het pak, ''
het welk ligt is, gedragen hebt ''
| |
[pagina 139]
| |
Die in uw lighaem geduerig gedragen hebt Bidt voor ons.
de verstervinge van het Kruys van Jesus Christus. ''
Die uw Vleesch gekruyst hebt met syne gebreken, en begeerlijkheden, ''
Die gekruyst geweest zyt voor de weerelt, ''
Die u selven besneden hebt om het Ryk der Hemelen, ''
Die eens de hant aen de Ploeg geslagen ''
hebbende, niet agterwaerts gesien en hebt, ''
Die bekleet zynde met de Wapenen Gods, ''
kloekmoedelijk wederstaen hebt aen de listen des Duyvels. ''
Die geleert hebt honger lijden, en overvloet hebben, ''
Die waerdiglijk geleeft hebt naer den roep, ''
tot welken Godt u geroepen heeft, ''
Die besorgt geweest sijt om te behouden ''
de eenigheyt des geests in den bant van vrede, ''
Die gelijk doot zynde aen de weerelt, geleyt ''
hebt een leven verborgen met Jesus ''
Christus in Godt, ''
Alle Heylige Gods, ''
Die u niet hebt laten voorstaen, dat gy ''
de volmaektheyt reets bekomen had; ''
maer u altijt uytgestrekt hebt tot het gene voor u was, ''
Die het al versaekt hebt om Jesus Christus te winnen, ''
Die gesogt hebt de dingen, die hier boven ''
zyn, en niet de gene die op der aerde zyn. ''
| |
[pagina 140]
| |
Die geweest hebt den goeden geur van Jesus Christus, Bidt voor ons
Die de gratie Gods niet vrugteloos ontfangen hebt, ''
Die u verootmoedigt hebbende op der aerde, ''
verheven zijt in den Hemel, ''
Die de gezegende Kinderen zyt van den ''
eeuwigen Vader, en besit het Rijk, 't ''
welk voor u bereyt gemaekt is van het ''
beginsel des weerelts, ''
Die uwe Lighamen gekastijdt, en in slavernye gebragt hebt, ''
Die met angst en vreese uwe Zaligheyt uytgewerkt hebt, ''
Die dese weerelt gebruykt hebt, als of gy ''
dese niet en gebruykte, ''
Die God in uw Lighaem ge-eerst en gedragen hebt, ''
Die uwe vyanden bemint hebt, en wel gedaen ''
aen de gene u hateden, ''
Die alles gekonnen hebt, in die u versterkte, ''
Die voor u, Schatten vergadert hebt, niet ''
op der aerde, maer in den Hemel, ''
Die voor al gesogt hebt het Rijk Gods en ''
sijne regtveerdigheyt, ''
Die u selven gewelt gedaen hebt om te ''
gaen door de enge Poorte, en door den ''
weg, die leyt naer het leven, ''
Die door de liefde van de Suyverheyt des ''
herte, geraekt zyt tot het aenschouwen Gods, ''
Die om de liefde van den vrede, verdient ''
hebt den naem en het Erf-deel der Kinderen Gods, ''
| |
[pagina 141]
| |
Die, om dat gy barmhertig geweest zyt Bidt voor ons
aen uwen naesten, van Godt verkregen ''
hebt een overvloedigheyt van barmhertigheyt, ''
Die geenen honger nog dorst meer en lijd, ''
nog de hitte van de brandende Sonne, ''
Die tot het laeste toe volhert hebt, en ''
daerom Zalig geworden zyt, ''
Die soo in de Strijt-bane geloopen hebt, ''
dat gy den Prijs van den loop bekomen hebt, ''
Die door een groote menigte van quellingen ''
gekomen zyt in het Ryk Gods, ''
Die naer dat gy door het Vier en het Water ''
gekomen zyt; geraekt zyt in de verkoelinge, ''
Die door een heylig gewelt, het Rijk der ''
Hemelen ingenomen hebt, ''
Die, naer dat gy droeve geweest had en ''
tranen gestort in dese weerelt, nu vertroost wort. ''
Die sagtmoedig en verduldig geweest hebt, ''
om het ongelijk te lijden, en nu besit ''
de aerde der levende, ''
Die naer dat gy hier honger en dorst gehadt ''
hebt tot de regtveerdigheyt; nu ''
versaet wordt in den Hemel, ''
Die versaet zyt door den overvloet van het ''
huys Gods, en door den stroom van sijne wellusten, ''
Die jeugdig zyt als Palm-boomen, en als ''
Ceder-boomen van Libanus verheven zyt ''
in het huys des Heeren, ''
Die u verheugt voor den Heere, gelijk men ''
| |
[pagina 142]
| |
sig verheugt in den Oegst, en gelijk die, Bidt voor ons
de welke naer den strijt, den buyt deelen, ''
Die al weenende gezaeyt hebt; en nu met ''
vermaek maeyt, als gy uwe schooven inbrengt, ''
Die van blytschap opspringt in de glorie, ''
en u verheugt op uwe Rust-plaetsen, ''
Die woont in het huys des Heeren, en ''
hem looft in alle eeuwigheyt der eeuwigheden, ''
Zyt ons genadig; Spaert ons Heere,
Door alle uwe Heylige en uytverkoorne; Verlost ons Heere.
Door alle uwe getrouwe Dienaren, die met u zyn, Verlost ons Heere.
Door alle uwe Welbeminde Vrienden, die met u regneren in den Hemel, ''
Door de verdiensten en voorsprake van alle uwe uytverkorene, ''
Door de doot van uwe Heylige, die kostelyk is voor uwe oogen, ''
Wy Sondaeren; Wy bidden u, hoort ons:
Dat gy ons gelieft te vereenigen, en deel Wy bidden u, hoort ons.
te geven met alle die u vreesen, en die ''
uwe Geboden onderhouden, ''
Dat wy naer het exempel van uwe Heylige ''
met'er herten en met den geest mogen zyn in den Hemel, ''
Dat wy, gelijk uwe uytverkoorene inden ''
Hemel, vlijtig uwen willen mogen volbrengen op der aerde, ''
Dat wy mogen vervult worden met de ''
kennisse van uwen Wille, en alle wys-
| |
[pagina 143]
| |
heyt en geestelijke wetenschap, Wy bidden u, hoort ons.
Dat wy voorsigtig mogen zyn als Serpenten, ''
en eenvoudig als Duyven, ''
Dat wy ons altijt mogen verheugen in den ''
Heere; onderhoudende nogtans de sedigheyt op alle plaetsen, ''
Dat wy het al mogen proeven, en het ''
gene dat goet is, mogen houden, ''
Dat wy ons betrouwen niet en stellen op ''
de onsekere rijkdommen, maer op den levenden Godt, ''
Dat wy als uwe uytverkorene mogen aendoen ''
het Ingewant van barmhertigheyt, ''
Dat wy, overdenkende het leven van uwe ''
Heylige, mogen naervolgen hun Geloove en verduldigheyt, ''
Dat wy, u altijt mogen loven in uwe Heylige, ''
Dat wy gelijk uwe Heylige gedaen hebben; ''
ons selven mogen gewelt doen, om in te ''
gaen door de enge Poorte, ''
Dat uwen vrede, die alle gevoeligheyt te ''
boven gaet, ons herten en onse lichamen bewaere, ''
Dat wy ons in alles mogen dragen, als oprechte ''
Dienaren Godts, in alle verduldigheyt, ''
Dat wy levende in Godtvrugtigheyt, en in ''
de Suyverheyt, mogen leyden een vreedsaem ''
en gerust leven onder de Koningen ''
en Magten, de welke ons bestieren. ''
Dat gy ons waerdig maekt om deel te hebben ''
in het rijk van uwe Heylige, ''
| |
[pagina 144]
| |
Dat wy met een betrouwen mogen komen Wy bidd. u, hoort ons.
voor den Throon van uwe gratie, en dat ''
wy op den bequamen tyt bermhertigheyt ''
mogen verkrygen, ''
Dat wy u mogen loven met uwe Heylige, ''
en uwe glorie verheffen in alle eeuwigheyt: ''
Lam Godts, die weg neemt &c. ''
| |
Gebed der Kerke, tot alle de Heylige in 't gemeen.Wy bidden u Heere, dat alle uwe Heylige ons over al bystaen, en ons verheugen door hun voorsprake: op dat, als wy hunne verdiensten door onse gedagtenisse eeren, wy de hulpe van hun bescherminge mogen gewaer worden. Geeft ons uwen vrede in onse tyden, en weert alle boosheyt van uwe Kerke. Schikt onsen weg, onse daden, en begeerten, en die van uwe dienaren, in den voorspoet van uwe zaligheyt. Vergelt onse Weldoenders met de onbederfelijke goederen; en geeft aen de overledene geloovige, de eeuwige ruste. Door onsen Heere Jesus Christus &c. | |
Gebed om de voorsprake van een H. Apostel te verkrygen.Ik love u, ô Godt, eeuwige fonteyne van alle goet: dat het u belieft heeft de H.H. Apostelen te verkiesen om te wesen de Eerst-geborene van uwen Sone, de eerste Predikanten | |
[pagina 145]
| |
van het Evangelie, de Colomne en Fundamenten van de H. Kerk: op dat door hun salige leeringe en wonderlijke werken, het Geloove van Jesus Christus soude verbreyt worden, eerst onder de Joden, en van daar, door de gansche aerde. Ik bid dan uwe opperste Majesteyt, seer ootmoedelijk: dat, gelijk gy dese gegront hebt op den steen van eene Apostelijke belydenisse; en dat, gelijk wy door dese als door Princen van onse Religie, geroepen zijn tot de eenigheyt van het Geloove, en vergadert blyven in een huys vande H. Kerk: wy alsoo ook hun Apostelijke leeringe en overleveringe, niet alleen met een dankbaer en vast gemoet mogen blyven houden; maer ook hunnen H. handel met een onberispelijk leven mogen naervolgen: en by de belydenisse van het Christelijk Geloove, voegen eene brandende liefde en eene geduerige verduldigheyt. Bidt ook voor ons, geluksaligen Apostel van Jesus Christus, verkondiger en getuyge van de waerheyt: en maekt, dat wy door uwe gebeden mogen verkrygen, dat de opregtigheyt van de Catholyk Geloove, mag herleven in de weerelt, en alle vreemde eeringen mogen uytgeroeyt worden: en dat ik, steunende op de verkondiging en overleveringe van de Apostelen sorgvuldelijk mag volbrengen alle de pligten van mynen roep: en in myn leven niet soo seer agte, als de liefde van Jesus Christus en de eenigheyt van zyn Kerke. Door den selven onsen Heere Jesus Christus. | |
[pagina 146]
| |
Ik love Godt uyt gansch myn herte, die zyne magt en syne glorie soo heerlyk vertoont heeft in syne dienaer, die nu met sulke een glans blinkt in de strydende en triumpherende Kerk. Syn leven is kostelyk geweest in dese weerelt; syne dood nog kostelyker: maer syne glorie is nu allerkostelykst, in den hemel. Den eeuwigen Koning, die daer regneert, heeft syn soldaet gekroont, om dat hy tot 'er dood toe gestreden heeft voor het Geloove, en voor de regtvaerdigheyt. Die gegront was op den vasten steen, en als gout in den Oven heeft uytgeschenen. O onverwinnelijken held van Jesus Christus; die nog de aenlokselen van dese weerelt, nog de listen van den duyvel, nog de felligheyt van de pynen, nog de wreetheyt van de beulen; nog dood, nog leven, nog eenig schepsel; hebben konnen af-scheyden van de liefde tot Jesus Christus. O Heyligen N. bidt voor ons: maekt door uwe voorsprake, dat wy alle de qualen van dit leven, ons eygen selven, en ook de dood, door eene brandende liefde tot Godt, mogen overwinnen: en dat wy, die van den selven Godt, den welken u gekroont heeft, soecken gekroont te worden, in den hemel; naer uw exempel sonder iet te vreesen, mogen drinken den kelk van Jesus Christus. | |
[pagina 147]
| |
Gebed om een H. Belyder aen te roepen.Wy bedanken u seer ootmoedelijk, ô Jesu Christe, Koning der glorie en luyster der Heyligen: dat gy in uwe Kerke onsteken hebt soo glinsterende ligten en brandende fackels, op dat de gene die in u huys woonen, en het ligt van een ander van noode hebben, geduerig verligt mogen worden door de woorden, vermaningen, deugden, schriften, en exempelen van uwe Heylige. Gy hebt ook onder andere Belyders besonderlyk verheven den H.N. op dat hy voor vele soude wesen een exempel en voorsprake. Wy versoeken dan door de gebeden van desen, uwen bystant: op dat wy met uwe Belyders, het Catholijk Geloove niet alleen met woorden, maer ook met werken ons gansch leven lang, volkomentlyk mogen belyden: en dat wy, wetende en volbrengende den wille van den Heere, als brandende fackels van alle kanten mogen ligten, en uwen naem geduerig eeren. Die leeft ende regneert &c. | |
Gebed om een H. Maget aen te roepen.Laet ons onsen Godt loven, die onder andere mirakelen van syne magt, ook in het krank vrouwen geslagt, vele wonderheden gedaen heeft. Laet ons hem eeren, om dat hy syne Heylige verciert heeft met soo vele gratien en met soo vele uytnemende deugden. Dog laet ons hem besonderlyker loven over die groote en meer | |
[pagina 148]
| |
als mannelyke kloekmoedigheyt, door welke hy de jonge maegdekens in soo broose vaeten en in soo teere jaren heeft doen veragten alle de drygementen van tyrannen, alle de tormenten van beulen, en de dood selve; sulks dat sy naer de dood gingen, met een vermaek, gelijk of sy gegaen hadden naer een maeltyt. Dese groote mirakelen wil ik van dage eeren in de geluksalige N.N. Bruyd van Jesus Christus. Maekt bid ik u, ô sterke Maget, dat ik door de verdiensten van de gratien, die Godt u gedaen heeft, van den selven mag verkrygen de genade, van hem geduerig meer en meer aengenaem te wesen, en volkomentlyk te volbrengen de verbintenissen van mynen roep. Maekt voor my te verkrygen, dat ik van dag tot dag vervoordere in het waeragtige Geloove, in de liefde, en in de verduldigheyt: dat ik door eene Heylige onthoudentheyt mag overwinnen de aenlokselen van de weerelt en de lusten van het vleesch: dat my hier niet soo vermakelijk en zy, als te dragen het soet jok van Jesus Christus: en niet soo minnelyk, als syne liefde; tot dat ik van Godt bekome, dat ik met u mag genieten de gelukzalige onsterfelijkheyt, en Godt love in alle eeuwigheyt der eeuwigheden. Amen. | |
Gebedt tot een andere besondere Heylig.Ik love Godt, H.N.N. om dat hy u gelieft heeft met eere en glorie te kroonen, en met de Princen van syn hemelsch Hof te stellen in syn eeuwig Ryk. Zyt besorgt voor ons en voor | |
[pagina 149]
| |
onse Medebroeders, terwylen gy niet en moet bedugt wesen voor u selve: en maekt, dat wy in die liefde, die noyt en vergaet, mogen verkrygen de middelen, die gy weet noodsakelyk te zyn, om wel en saliglyk te leven. Komt door uwe voorsprake, die ter hulpe, de welke gestelt zyn in soo groote perykelen van dit leven en in't midden van de vyanden: op dat wy van alle vlecken gesuyvert zynde; tot u, en het gemeen vaderlant, geluckelijk mogen geraken. Door onsen Heer Jesus Christus. | |
Maniere om den Onsen Vader te lesen met versugtinge en de toepassinge om de levens der H.H. naer te volgen.Onsen Vader, die in de Hemelen zyt. Hemelschen Vader, in wiens huys vele wooningen zyn, die gy bereyt gemaekt hebt, voor uwe uytverkorene; van welke, soo een groot deel van nu af, aenschouwt uw gelukzalig aenschijn: wy versugten van hier tot u, uyt het diepste van dese ballingschap, in welk wy nog zyn, als ellendige kinderen van Eva. Dog wy versugten met des te meerder betrouwen, om dat'er vele van onse Broeders, die aen ons gelyk waren naer de nature; van nu af aen gekomen zyn tot die plaetse, tot welke wy door uwe barmhertigheyt ook eens hopen te gera- | |
[pagina 150]
| |
ken. Want en soude die, den welken soo overvloedig hunne begeerten vervult met goederen; ons ook niet, die syne kinderen zyn, eenen zegen, bewaert hebben? dog wy en steunen niet op onse verdiensten, nog op onse regtvaerdigheyt, maer op die van uwen wel beminden Sone; en op de gunste van uwe Uytverkorene, die onse Broeders zyn, met welke wy samen eenen Vader hebben, die in den hemel is. Siet: dese voegen hun met ons om u te smeken, niet meer besorgt zijnde voor hun eygen selven, maar alleenelijk voor ons, die sy aensien als hunne mede erfgenamen. Verhoort ons dan genadelijk ô Godt, die u soo dikwils hebt laten bewegen om uwen Abraham, Isaac, Jacob; David, en uwe andere Uytverkorene. Wy vragen u dan, voor al, dat: Geheyligt zy uwen Naem. Wy erkennen ô mynen Godt, dat de eere u alleen toekomt. Och of alle onse woorden en werken mogten mede helpen, om over al de glorie van uwen naem te verheffen. Maekt ô mynen Godt, dat, gelijk de exempelen van uwe Heylige, ons soo kragtelyk daer-toe verwecken; hun voorsprake ons ook mag helpen; en dat men sonder ophouden mag seggen op der aerde; het gene dat de Engelen en de Heylige doen in den hemel: Heylig, Heylig, Heylig, is den Heere, den Godt der heyr-kragten. | |
[pagina 151]
| |
Ons toekome uwe Rijk. Wy danken u, ô Konink van een opperste Majesteyt, om dat gy ons door uwen Sone, erfgenamen gemaekt hebt van uw Ryk. Maekt dat wy meer en meer verlangen om te gaan uyt dit ons droevige ballingschap, in 't welke uwe Heylige ook seer versugt hebben, aensiende dat geluckig Vaderlant, in 't welk sy nu overgoten zyn van eenen stroom van vreugt. Geluckig zyn sy Heere, die in uw Huys woonen! geluckig zyn die, die welke u loven; wy selve sullen ook geluckig wesen, als wy sullen aengekomen zyn in dat Ryk, in het welk eenen dag beter is, als duysende jaren, in wooningen der sondaren. Uwen wille geschiede op der Aerde, als in den Hemel. Dit hebben uwe Heylige, ô mynen Godt, volbragt, geheel den tyt van hun leven, en sy hebben de menschen het selve ook leeren doen. Geeft, ô Godt, dat wy naer hun exempel nergens anders voor en mogen bedugt wesen, als om te weeten, welk uwen Heyligen wille is: en dat wy, als wy den selven kennen, besorgt mogen wesen, om desen getrouwelijk te volbrengen: op dat wy van die niet en zyn, die welke den wille Godts kennende, en desen niet volbrengende; scherpelyk sullen gestraft worden. Doet ons de genade, | |
[pagina 152]
| |
ô Heere van ons te doen volbrengen het gene dat gy gebiet; en gebiet dan al, dat u belieft. Geeft ons heden ons dagelyks Broot. Daer en is niet eenen van alle uwe Heylige, ô mynen Godt, den welken gy ten tyde van dit leven niet en hebt gevoed met dat hemels Broot. De sorge van de lichamelyke behoefte hebben sy geheel aen u gelaten; en sy en hebben hun niet bedrogen gevonden. Uwe voorsienigheyt heeft hun wonderbaer geschenen: sy hebben u gebeden om het Broot van de ziele, dat is om het Broot van u woort en van uwe gratie, om hun te ondersteunen, Terwylen sy met maete aten, het broot van tranen! Gy heb 'et hun verleent ô mynen Godt: geeft ons dit ook; op dat wy in den weg, op welken wy zyn om hun na-te-volgen, niet en beswyken van flauwte. Ondersteunt onse ziele en ons lichaem, tot dat wy het geluk bekomen, van met uwe heylige versaet te worden, door den overvloet van uw huys. Vergeeft ons onse schulden, gelyk wy vergeven onse schuldenaren. Geeft, ô mynen Godt, dat wy in u mogen vinden dat selve ingewant van barmhertigheyt, het welke uwe Heylige beproeft hebben: op dat gy ons, alle onse misdaden vergeeft. Maer geeft ons ook samen het selve ingewant van liefde en de medoogentheyt, dat gy hun | |
[pagina 153]
| |
hebt gegeven ten opsigte van die, de welke hun misdaen hadden. Geeft ons ook, dat wy onse vyanden mogen beminnen, gelyk sy gedaen hebben: op dat wy bereyt zyn om te vergeven al dat onse naeste tegen ons bedreven hebben; en u ook mogen bereyt vinden, om ons te vergeven, het gene dat wy tegen u misdaen hebben. En leyt ons niet in bekeringe. Doet ons die genade ô mynen Godt, uyt insigt van die onoverwinnelyke kragt, de welke gy aen alle uwe Heylige gegeven hebt om hun soo kloekmoedelijk te doen overwinnen alle de bekoringe van den duyvel, alle de aenlokselen van de weerelt, en al de vuyligheyt van het vleesch. Geeft ons soo eene vaste en brandende liefde tot u; dat'er niet en zy; dat ons kan af-scheyden: van u: mits ons tegenwoordig en toekomende welvaren, is, met u onafscheydelyk vereenigt te blyven. Is't dat het u dan belieft, ô mynen Godt, in ons, door eenige bekoringen te beproeven; Of de liefde, die wy tot u dragen, ongeveynst en opregt is; maekt, dat de bekoringe niet en zy, boven onse kragt. Want is't dat het u gelieft ons de ondersteunen; sy sullen alles konnen; te weten door dien; den welken ons versterken sal met de kragt van synen bystant. | |
[pagina 154]
| |
Maer verlost ons van den quaden. Gy hebt uwe Heylige reets daer van verlost ô mynen Godt. Sy hebben niet meer te vreesen den duyvel nog het vleesch, nog de boosheyt des weerelts, die gansch versmagt is in het quaet. Reykt de genade, die gy aan hun gedaen hebt, tot ons uyt; verlost ons van het quaet, van 't welk gy hun verlost hebt; en geleyt ons tot het goet, dat sy van nu af genieten. Wy bidden ook (met uwe H. Kerk) ons te verlossen, ô Heere, van alle quaet, soo het gene dat voor by is, tegenwoordig, als toekomende. En geeft ons genadelyk den vrede in onse dagen, door de voorsprake van de heylige en glorieuse Maget en de Moeder Gods Maria, nevens die van uwe Heylige Apostelen Petrus, Paulus, Andreas, en die van alle Heylige. Op dat wy, ondersteunt, altyt mogen vry wesen van de sonde, en alle ongerustigheden. Door den selven onsen Heere Jesus Christus &c. | |
De Groote Litanie van Alle Heyligen, met de Gebeden van de H. KerkHeere ontfermt u onser.
Christe ontfermt u onser.
| |
[pagina 155]
| |
Heere ontfermt u onser.
Christe hoort ons.
Christe verhoort ons.
Godt Hemelsche Vader; Ontfermt u onser.
Godt Soon, verlosser des werelds, Ontf. u onser.
Godt Heylige Geest; Ontfermt u onser
H. Drievuldigheyd eene Godt, ontfermt u onser.
Heylige Maria, Bidt voor ons,
H. Moeder Gods, ''
H. Maget der Maegden, ''
H. Michaël, ''
H. Gabriël, ''
H. Raphaël, ''
Alle Heylige Engelen en Aerts-Engelen. ''
Alle Chooren der zalige Geesten, ''
H. Johannes Baptista, ''
Alle Heylige Patriarchen en Propheten, ''
H. Petrus, ''
H. Paulus, ''
H. Andreas, ''
H. Johannes, ''
H. Thomas, ''
H. Jacobus, ''
H. Philippus, ''
H. Bartholomeus, ''
H. Mattheus, ''
H. Simon, ''
H. Thaddeus, ''
H. Matthias, ''
H. Barnabas, ''
H. Lucas, ''
H. Marcus, ''
Alle Heylige Apostelen en Evangelisten, ''
| |
[pagina 156]
| |
Alle Heylige Discipulen des Heeren, Bidt voor ons,
Alle heylige onnosele Kinderen, ''
H. Stephanus, ''
H. Laurentius, ''
H. Vincentius, ''
H.H. Fabianus en Sebastianus, ''
H.H. Johannes en Paulus ''
H.H. Cosmas en Damianus, ''
H.H. Gervasius en Protasius, ''
Alle Heylige Martelaers, ''
H. Silvester, ''
H. Gregorius, ''
H. Ambrosius, ''
H. Augustinus, ''
H. Hieronimus, ''
H. Martinus, ''
H. Nicolaus ''
Alle Heylige Bisschoppen en Belijders; ''
Alle Heylige Leeraers, ''
H. Antonius, ''
H. Benedictus, ''
H. Bernardus, ''
H. Dominicus, ''
H. Franciscus, ''
Alle Heylige Priesters en Leviten, ''
Alle Heylige Moniken en Heremiten, ''
H. Maria Magdalena, ''
H. Agatha, ''
H. Lucia, ''
H. Agnes, ''
H. Cecilia, ''
H. Catharina, ''
H. Anastasia, ''
Alle Heylige Maegden en Weduwen, ''
| |
[pagina 157]
| |
Alle Gods lieve Heyligen,
Weest genadig, Spaert ons Heer.
Weest genadig, Verhoort ons Heer.
Van alle quaed, Verlost ons Heer.
Van alle sonden, Verlost ons Heer.
Van uwe gramschap, ''
Van een haestige en onvoorsienege dood, ''
Van de listen en lagen des Duyvels, ''
Van gramschap, haet en alle quade wil, ''
Van den geest der onkuysheit, ''
Van Blixem en onweer, ''
Van d'eeuwige dood, ''
Door het geheym uwer Menschwordinge, ''
Door uwe komste in het vleesch, ''
Door uwe geboorte, ''
Door uw Doopsel en Heylig Vasten, ''
Door uw kruys en lyden, ''
Door uwe dood en begravenis, ''
Door uwe Heylige verryzenis, ''
Door uwe wonderlyke Hemelvaert, ''
Door de komste van den H. Geest, den Vertrooster, ''
In den dag des Oordeels, ''
Wy zondaers, Wy bidden u, verhoort ons.
Dat gy ons spaere, Wy bidden u, verhoort ons.
Dat gy ons onse misdaden quytschelde, Wy bidden u, verhoort ons.
Dat gy u gewaerdige ons tot een waere ''
boetvaerdigheyt te geleyden, ''
Dat gy u gewaerdige, uwe heylige Kerk te ''
bestieren en te beschermen, ''
Dat gy u gewaerdige, den Roomschen ''
Paus, en alle de Geestelykheyt in den ''
heyligen Godsdienst te bewaren, ''
| |
[pagina 158]
| |
Dat gy u gewaerdige, de vyanden der Heylige
Kerk te vernederen, Wy bidden u, verhoort ons.
Dat gy u gewaerdige, de Christelyke Koningen ''
en Princen, vrede en waere eendragt te geven, ''
Dat gy u gewaerdige, aen alle Christene volkeren, ''
vrede en eenigheyt te verlenen, ''
Dat gy u gewaerdige ons in uwen Heyligen ''
Dienst te versterken en te bewaren, ''
Dat gy u gewaerdige onse herten, tot hemelsche begeertens op te regten, ''
Dat gy u gewaerdige, alle onse weldoenders ''
met d'eeuwige goederen te vergelden, ''
Dat gy u gewaerdige, onse zielen, en de zielen ''
van onse broeders, vrienden en weldoenders, ''
van d'eeuwige verdoemenis te verhoeden, ''
Dat gy u gewaerdige, de vrugten der aerde ''
te geven en te bewaren, ''
Dat gy u gewaerdige, alle de Gelovigen, die ''
overleden zyn, d'eeuwige rust te geven, ''
Dat gy u gewaerdige, naer ons gebed te luysteren, ''
Sone Gods.
Lam Gods, dat weg neemt de sonden des weerelds, Spaert ons Heer.
Lam Gods, dat weg neemt de sonden des weerelds; Verhoort ons Heer.
Lam Gods, dat weg neemt de sonden des weerelds: Ontfermt u onser.
Christe hoort ons. Christe verhoort ons.
Heer ontfermt u onser.
Christe ontfermt u onser.
Heer ontfermt u onser. onsen Vader &c.
| |
[pagina 159]
| |
Psalm 69.O Godt komt my te hulpe: haest u Heere om my te helpen.
Datze beschaemt en bevreest worden, die myn ziele zoeken.
Datze agterwaerts afgekeerd worden, en zig schaemen, die my quaed willen.
Datze terstond met schaemte afgekeert worden, die my seggen: vry soo, vry soo.
Dat zy sig in u verheugen en verblyden, alle die u soeken: en datze altyd seggen, die uwe saligheyd beminnen: groot ge-agt sy de Heer.
Dog ik ben behoeftig en arm: helpt my ô Godt.
Gy zyt mijn helper en verlosser: Heer en vertoeft niet.
Glorie sy den Vader, &c.
V. Maekt uwe Dienaers salig.
A. Myn Godt die in u hopen.
V. Heere zyt ons een sterke tooren.
A. Tegen onsen vyand.
V. Dat de vyand geen overhand in ons kryge.
A. En dat de Soon der boosheyd sig niet verstoute, ons te beschadigen.
V. Heere doet ons niet naer onse sonden.
A. Nog en vergeld ons niet naer onse boosheden.
V. Laet ons bidden voor onsen Paus N.
A. De Heer wil hem sparen, en in't leven bewaren,
en salig maken op d' aerde, en niet leveren in den wil zyner vyanden.
V. Laet ons bidden voor onse weldoenders.
| |
[pagina 160]
| |
A. Heer gewaerdigt u, allen, die ons goed doen,
om uws Naems wil met het eeuwig leven te vergelden Amen.
V. Laet ons bidden voor de Gelovigen die overleden zyn.
A. Heer, geeft hun d'eeuwige rust, en 't eeuwig ligt verligte hun.
V. Datze in vrede rusten.
A. Amen.
V. Voor onse broeders die niet tegenwoordig syn.
A. Myn Godt, maekt salig uwe dienaers, die in u hopen.
V. Zend hen hulp uyt de heylige plaets.
A. En uyt Sion wilt hen beschermen.
V. Heer verhoort myn gebed.
A. En myn roepen kome tot u.
| |
Laet ons bidden.O Godt, wien het altyd eygen is, te sparen en genadig te zyn: ontfangt ons gebed, op dat uwe goedertierne barmhertigheyd ons, en alle uwe dienaers, die door de ketens der sonden gebonden zyn, genadelyk ontbinde. Wy bidden u, Heer, verhoort onse ootmoedige gebeden, en spaert de geene, die hunne sonden belyden: op dat wy te samen vergiffenis en vrede van u verwerven. Toont ons genadelyk, ô Heer, uwe onuytsprekelyke barmhertigheyd: en verlost ons te samen van alle sonden, en van de straffen, die wy door de selve verdiendt hebben. | |
[pagina 161]
| |
Godt, die door de sonden vergramd, en door de penitencie versoent word, ontfangt genadelyk de gebeden uws volks, dat sig nederwerpt voor 't aenschyn uwer heerlykheyt: neemt weg de roeden van uw regtvaerdig oordeel, en bevryd ons van de straffen, die wy door onse misdaden verdient hebben. Almagtigen eeuwigen Godt, erbermt u over uw dienaer onsen Paus N. en bestiert hem door uwe goedertierentheyd in den weg des eeuwigen levens: op dat hy door uwe gunst begeere 't gene u behaegt, en 't selve met alle kragt volbrenge. Godt, van wie de heylige begeerten, de goede voornemens, en de regtvaerdige werken voortkomen, geeft uwe dienaren die vrede, die de weerelt niet geven kan: op dat onse herten genegen zyn tot het volbrengen uwer bevelen, en dat wy, voor de vreese der vyanden ontslagen zynde, door uwe bescherminge in rust mogen leven. Ontvonkt, ô Heer, onse Nieren en ons Hert door het vuur des H. Geests, op dat wy u met een suyver lichaem dienen, en met een reyn hert behagen. Godt, Schepper en Verlosser van alle gelovigen, geeft aen uwe Dienaers en Dienaressen vergiffenis van alle hunne sonden, op dat sy de genadige quytscheldinge, daerze altyd na verlangt hebben, door ootmoedige gebeden mogen verwerven. Wy bidden u, ô Heer, voorkomt onse werken door den invloed uwer genade, en voltrekt die door uwe medewerking: op dat alle onse gebeden en daden, altyd van u beginnen, en begonnen zynde, door u volbragt werden. | |
[pagina 162]
| |
Almogenden eeuwigen Godt, die heerscht over levenden en dooden, en u aller ontfermt, die gy voorweet, dat d'uwe door 't geloof ende werken sullen weesen: wy bidden u ootmoedelyk, dat de genen, voor de welken wy onse gebeden storten, 't sy datze nog in't leven, of nu overleden zyn, door de voorspraek van alle uwe Heyligen, door uwe genade, vergiffenisse van alle hunne sonden verwerven. Door onsen Heer &c. V. D' Almagtige en barmhertige Heer verhoore Ons. A. Amen. V. Dat de gelovige zielen door Gods barmhertigheyt rusten in vrede. A. Amen. |
|