Derde en laatste deel der rupsen begin, voedzel en wonderbaare verandering
(1717)–Maria Sibylla Merian– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
binnenste van deselve: maar wanneerse geene spyse meer hebben, soo eetense malkanderen selfs op: men kanse ook in geene Doosen bewaaren, om datse alle houtwerk doorbyten. Den 20 April sponnen zich eenige in, en den 4 Mey quamen 'er soodanige graauwe Uiltjes uyt, gelyk hier vertoont werden, namentlyk een Mannetjen en een Wyfjen. Ik bequam noch eenen anderen, op den 20 September; deese leyde zich in de aarde tot in de maand October, sonder eenige spyse te nuttigen, en wierd een Popjen. Den 17 Mey des volgenden Jaars, quam'er een soodanig Uiltjen uyt, 't welk den eersten dag 158 Eyeren leyde, en des anderen daags noch 78 Eyeren, wanneer syn lyf dunder wierd, en den derden dag stierf het. | |
[pagina *36]
| |
36
|
|