XXV. Quee-blaaden. Cotoneae folia.
SOodanige bruyne en geele Rupsen, heb ik met Quee-blaaden gespyst; zy hebben ook Pruymen en Roosen-blaaden gegeeten, tot op den 28 Mey, wanneer de eene tot een Popjen wierd, na dat hy sijne huyd hadde afgestroopt. Wanneer men deese Rupsen aanraakte, soo blevense sonder beweeging leggen; des volgenden Jaars den 24 Maart is een soodanig houtcouleurt Uiltje daaruyt voortgekomen: gelyk alles op de eene zyde te sien is.
De Rups daar tegen over staande, heb ik met Sleeboom-blaaden en Quee-blaaden gevoed: maar hy at seer weinig. Den laatsten Mey is het tot een bruyn Poppetjen geworden,
en den 20 Juny is soo een graauw Kappelletjen daar uyt voortgekomen, gelyk'er boven aan een vliegt.